Er worden geen baby's geroosterd boven open vuurtjes en niemand verliest zijn scalp in de twee nieuwe romans van Cormac McCarthy, maar de 89-jarige auteur van Blood Meridian (1985) en No country for old men (2005) toont zich in zijn tweeluik De passagier en Stella Maris niet blijmoediger dan in de gewelddadige werken waarmee hij de meeste bekendheid verwierf.
De doemprofeet van de Amerikaanse letteren heeft wellicht nooit vrolijk fluitend achter zijn draagbare Olivetti Lettera 32 gezeten, maar lichter is het in zijn (boven)kamer zeker niet geworden sinds hij in 2006 in The road het einde van de menselijke beschaving beschreef. Zijn eerste twee nieuwe boeken sinds die bekroonde roman mogen zich dan wel afspelen in de net iets minder post-apocalyptische jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, met uitspraken over de 'onbeheersbare gruwel' die altijd al 'onder de oppervlakte van de wereld' heeft gescholen, sluiten ze perfect aan bij het door en door donkere mens- en wereldbeeld uit de rest van McCarthy's twaalf romans omspannende onderzoek naar de aard van het kwaad. Wél nieuw is zijn breed uitgesmeerde interesse voor wiskunde en kwantummechanica. McCarthy is al jarenlang verbonden aan het Santa Fe Institute en veel van wat hij daar dinerend met Nobelprijswinnaars in de exacte wetenschappen heeft opgepikt over pakweg kennistheorie en de onvolledigheidsstellingen van Gödel, vond zijn weg naar De passagier en naar Stella Maris.
De hoofdpersonages uit McCarthy's literaire diptiek zijn de op elkaar verliefde broer en zus Bobby en Alicia Western, twee briljante geesten die door hun bedenker jammer genoeg gedropt worden in een universum waarin intelligentie gezien wordt als 'een basisingrediënt van het kwaad'. De passagier is vooral Bobby's boek en met zijn achtervolgingsverhaal is het in alles een klassiek McCarthy-verhaal. Bobby is een bergingsduiker die ooit zijn natuurkundestudies opgaf om racecoureur te worden in Europa. Na een verdachte klus met een gezonken straalvliegtuig wordt hij achternagezeten door mysterieuze 'kerels in pakken'. Net als in eerder werk van de Pulitzer Prize-winnaar doet de langzaam kabbelende plot nauwelijks ter zake en kom je nooit te weten wie die passagier uit de titel precies is of waarom Bobby steeds verder wegvlucht. De achtervolgingswaanzin die je herkent uit No country for old men creëert geen spanning, maar dient vooral als opvulling tussen lang uitgesponnen gesprekken over wetenschap en filosofie. Die vinden niet zelden in bars plaats, en ze neigen bij momenten dan ook naar ordinaire toogpraat. Op het slappe koord tussen diepzinnig en onzinnig verliest McCarthy af en toe zijn balans en dat onevenwicht zit traditiegetrouw ook in het taalgebruik van de leestekenschuwe auteur. McCarthy's stijl gaat van bloedmooie lyriek naar weinig elegante frasen die met een overdaad aan voegwoorden aaneen worden gekleefd. Zijn geliefkoosde woord is 'en'. In De passagier lees je McCarthy's kenmerkende pruimtabakproza. De schrijver geeft je veel om op te kauwen, maar ook veel dat je liever niet achteloos doorslikt.
Sleutelboek
Als De passagier voornamelijk over Bobby gaat, dan komt in Stella Maris bijna uitsluitend Alicia aan het woord. Van beide werkstukken is Stella Maris het betere boek, maar als het rijker en voller aanvoelt dan De passagier, dan komt dat ook deels door wat McCarthy in dat voorafgaande boekwerk al heeft aangereikt. De twee boeken kunnen niet zonder elkaar bestaan, maar vertonen al bij al vrij weinig gelijkenissen. McCarthy gooit in Stella Maris bijzaken als plotontwikkeling, spanningsopbouw of karakterbeschrijvingen radicaal overboord en bouwt het verhaal volledig op uit gesprekken tussen de aan paranoïde schizofrenie lijdende wiskundige en haar psychiater. Het resultaat is een roman, als roman er nog het juiste woord voor is, waarin de filosofische ideeën die in De passagier slechts oppervlakkig werden aangestipt, diepgaand worden uitgewerkt. Wat zich met zijn geringere lengte aanvankelijk leek aan te kondigen als een appendix, ontpopt zich op die manier tot een sleutelboek in dit tweeluik én in McCarthy's oeuvre. Weinig andere schrijvers zijn hun hele carrière lang even consequent in hun zwartgalligheid geweest en in zijn voorlopig laatste boek lijkt de ultieme pessimist definitief de filosofische basis van zijn verontrustende visie te hebben neergepend. Met Alicia als spreekbuis voor zijn somberste bedenkingen over de aard van het beest(je) trekt McCarthy het nut en de betekenis van zowat alles in twijfel, inclusief de taal waarmee hij dat doet: 'De komst van taal was als het binnendringen van een parasitair systeem. Het eiste hersendelen op die de minste vaste taken hadden. Die het makkelijkst konden worden overgenomen. […] De buitengewone bruikbaarheid van taal maakte die op slag tot een epidemie. Het lijkt of taal zich bijna ogenblikkelijk heeft verspreid tot in de meest afgelegen hoekjes van de mensheid. […] Wat het interessant maakt is dat taal zich ontwikkeld heeft zonder bestaande behoefte. Het was zomaar een idee. […] Uiteindelijk moet deze vreemde nieuwe code tenminste een deel van de wereld hebben vervangen door wat erover gezegd kan worden. Werkelijkheid vervangen door mening.'
Niemand weet wat we nog van Cormac McCarthy mogen verwachten, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de literaire reus na zo'n eloquente begrafenisrede voor zijn voornaamste werkinstrument ooit opnieuw de pen opneemt. Met Stella Maris levert hij hoe dan ook een indrukwekkend testament af.
CORMAC MCCARTHY De passagier. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, Arbeiderspers, 432 blz., € 26,99 (e-boek € 15,99).
CORMAC MCCARTHY Stella Maris. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, Arbeiderspers, 240 blz., € 22,99 (e-boek € 14,99).
Verberg tekst